Begrippen
Tijdens een fertiliteitstraject wordt er vaak in jargon gesproken. Er komen termen en onbekende woorden voorbij die je vaak niet meteen begrijpt. Hieronder staat een woordenlijst met daarin de meest voorkomende woorden. Ook staan er verklaringen voor onderzoeken die in het buitenland aangeboden worden maar in Nederland niet gedaan worden.
Mis je een woord of een term? Laat het weten dan wordt deze toegevoegd.
Begrippen van A tot Z
Adenomyosis
Aandoening waarbij de cellen van het baarmoederslijmvlies te diep in de spierlaag van de baarmoeder groeien. Dit wordt vaak gezien als vorm van endometriose.
Amenorroe
Een aandoening waarbij een vrouw geen menstruatie heeft.
Aneuploïde
Een mutatie waarbij een celkern één of meer chromosomen mist of te veel heeft.
Anonieme donor
Een donor die volgens de huidige technieken niet te traceren is. Dit in tegenstelling tot de niet-anonieme donor waarbij het kind de mogelijkheid heeft de donor te traceren.
Anovulatie
Een toestand waarin een vrouw niet of maar zelden ovuleerd.
ART Assisted Reproductive Technologie (Geassisteerde voortplantingstechnologie)
De algemene term voor onvruchtbaarheidsprocedures zoals IVF en ICSI.
Azoöspermie
Wanneer een man geen zaadcellen in zijn sperma heeft.
Baarmoederslijmvlies
Wordt ook endometrium genoemd. Het is het bedekkende slijmvlies aan de binnenzijde van de baarmoeder. Tijdens de menstruatiecyclus groeit de slijmvlieslaag onder invloed van het hormoon oestrogeen.
Als het baarmoederslijmvlies de juiste dikte heeft bereikt, geven de eierstokken een eicel af.
Baarmoederhalsslijm
Dit wordt ook cervixslijm genoemd. Het is slijm wat wordt geproduceerd door de baarmoederhals en de vagina. Het beschermt de baarmoeder tegen bacteriën en infecties.
Blastocyste
Een embryo dat zich heeft ontwikkeld tot dag 5 of 6 na de bevruchting.
Cryo
Ingevroren. Eicellen, sperma en embryo’s worden opgeslagen in vloeibare stikstof (-196 graden Celsius)
Cryo-terugplaatsing
Een terugplaatsing van een embryo dat ingevroren is geweest.
Donoreicellen
Eicellen van een vruchtbare vrouw die ze afstaat aan een andere vrouw.
Endometriose
Een aandoening waarbij weefsel uit de baarmoederwand (het baarmoederslijmvlies) buiten de baarmoeder groeit.
Endometrium
Het wordt ook baarmoederslijmvlies genoemd. Het is het bedekkende slijmvlies aan de binnenzijde van de baarmoeder. Tijdens de menstruatiecyclus groeit de slijmvlieslaag onder invloed van het hormoon oestrogeen.
Als het endometrium de juiste dikte heeft bereikt, geven de eierstokken een eicel af.
Eileiders
Twee holle buizen aan beide zijden van de baarmoeder waar de eicel en het sperma samenkomen om het proces van bevruchting te beginnen.
Fenomatch
Technologie waarbij een vergelijking wordt toegevoegd tussen biometrische gezichtspunten. Zo wordt de mate van gelijkenis bepaald tussen donor er ontvangster.
FISH test
Chromosomenonderzoek ter identificatie van chromosomale afwijkingen.
Follikel
Blaasje in de eierstok, dat de zich ontwikkelende eicel bevat en vrouwelijk hormonen produceert.
FSH
Follikel Stimulerend Hormoon. Zet de follikels in de eierstok aan tot groeien.
Gender selectie
De mogelijkheid om het geslacht van je baby te bepalen. (dit gebeurt voordat het embryo wordt teruggeplaatst)
HSG – Hysterosalpinogram
Een röntgenfoto waarbij kleurstof door de baarmoederhals in de baarmoeder wordt geïnjecteerd om te bepalen of de eileiders open zijn en de baarmoederholte normaal is.
Hysteroscopie
Een procedure waarbij een dun instrument door de baarmoederhals in de baarmoeder wordt ingebracht, zodat de arts het gebied kan zien en problemen kan corrigeren indien nodig.
ICSI (IntraCytoplasmatische Sperma-Injectie)
Een laboratoriumprocedure waarbij een enkele zaadcel rechtstreeks in de eicel geïnjecteerd wordt.
IMSI
Procedure waarbij de zaadcel door de microscoop 6.500x wordt vergroot. (Bij ICSI is het circa 200x).
Intra-uteriene inseminatie (IUI)
Een kunstmatige inseminatietechniek waarbij het sperma rechtstreeks in de baarmoeder van de vrouw wordt gebracht.
In Vitro Fertilisatie (IVF)
Een voortplantingstechniek waarbij een of meer eicellen buiten het lichaam worden bevrucht.
Karyotypering
Alle chromosomen worden uit gekweekte bloedcellen microscopisch beoordeeld. Als er geen afwijkingen worden gezien, is de uitslag normaal [46,XX (vrouw) of 46,XY (man)].
Laparoscopie
Een procedure waarbij een smal, telescoopachtig instrument (een laparoscoop) wordt ingebracht via een kleine incisie in de buik.
LH (Luteïniserend Hormoon)
Een stijging van het LH stimuleert een eisprong.
Luteale fase
De tweede helft van de menstruatiecyclus.
MACS
Dit is een methode van spermaselectie. De cellen worden door een magnetisch veld geleid en de zwakkere zaadcellen vallen af.
Mannelijke factor onvruchtbaarheid
Wanneer de oorzaak van de onvruchtbaarheid van een koppel te wijten is aan problemen bij de man of wanneer het bijdraagt aan bestaande vruchtbaarheidsproblemen bij de vrouw.
Menopauze
Een natuurlijk lichamelijk proces waarbij de menstruele cyclus stopt en de vrouw in haar onvruchtbare periode komt. De periode rondom de menopauze wordt de overgang genoemd.
MESA
Een kleine operatieve ingreep waarbij de balzak wordt geopend en zaadcellen worden opgezogen uit de bijbal. Deze ingreep heet MESA (Micro-chirurgische Epididymale Sperma Aspiratie) en gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving
Morfologie
De grootte en de vorm van de zaadcellen.
Motiliteit
Het vermogen van de zaadcellen om zelf te bewegen.
Oestrogeen
Hormoon wat zorgt voor de groei van het baarmoederslijmvlies.
Oligospermie
Wanneer een man te weinig zaadcellen heeft om een eicel te bevruchten.
Onvruchtbaarheid
Typisch gedefinieerd: Het niet zwanger kunnen worden na een jaar van onbeschermde geslachtsgemeenschap.
Ovulatie
Wanneer de eierstokken een rijpe eicel afgeven die klaar is voor bevruchting.
PICSI
Proces waarbij de rijpe zaadcellen worden gescheiden van de niet rijpe zaadcellen. Dit kan een hoger slagingspercentage geven.
Polycysteus Ovarium Syndroom (PCOS)
Een veel voorkomende hormonale aandoening waarbij een onbalans in de geslachtshormonen er voor kan zorgen dat een natuurlijke zwangerschap moeilijk realiseerbaar wordt. De naam komt van de meerdere kleine cysten op de eierstokken van de meeste vrouwen met de aandoening.
Preïmplantatie genetische diagnose (PGD) (voortaan ook PGT-A genoemd)
Proces waarbij genetische informatie over een embryo wordt verkregen voordat het in de baarmoeder wordt teruggeplaatst. Indicaties voor PGD zijn onder andere een familiegeschiedenis van genetisch verbonden ziekten.
Preïmplantatie Genetische Screening (PGS) (voortaan ook PGT-A genoemd)
Identieke procedure als PGD, maar het doel is hier om het embryo te beoordelen op aneuploïdie, een belangrijke factor achter de leeftijdsgebonden afname van de vrouwelijke vruchtbaarheid.
Prematuur Ovarieel falen (POF)
Een aandoening waarbij de eierstokken eerder stoppen met functioneren dan verwacht. In tegenstelling tot de menopauze, die meestal wordt ervaren rond de leeftijd van 50-52 jaar, wordt POF gedefinieerd als het verlies van de functie van de eierstokken vóór de leeftijd van 40 jaar.
Progesteron
Hormoon wat zorgt voor rijping van het baarmoederslijmvlies.
Sperma
Vloeistof (zaadvocht) met zaadcellen.
Sperma-analyse
Een test om het aantal, de vorm en de beweeglijkheid van de zaadcellen te controleren.
Testosteron
Mannelijk hormoon.
Time Lapse
Een incubator met ingebouwde microscoop en camera. De camera maakt elke paar minuten een opname van elk embryo. Dit is niet invasief en daarom veilig voor het embryo. In de incubator worden de embryo’s doorgekweekt tot (meestal) dag 5.
TESE behandeling (TEsticulaire Sperma Exstractie)
Een TESE-behandeling vindt plaats wanneer er geen zaadcellen in het sperma worden aangetroffen. Bij deze operatie worden de balzak en teelbal geopend en wordt er uit de teelbal een biopt genomen. Als er zaadcellen aanwezig zijn dan kunnen deze worden gebruikt voor IVF of worden ingevroren.
XX en XY chromosomen
Vrouwelijke en mannelijke geslachtschromosomen. Dit wordt gebruikt bij gender selectie.
Mis je woorden of afkortingen in deze woordenlijst? Laat het weten dan worden ze toegevoegd!